Onze verhaallijn begint in 1998. Het jaar dat Google werd opgericht, Microsoft Windows 98 het licht zag, net als Mozilla, CSR en Paypal. De HD-ROM werd uitgevonden, er stond bij 42,1% van de huishoudens in de Verenigde Staten een computer thuis, en Bill Gates kreeg een taart in zijn gezicht toen hij in Brussel bij de EU op bezoek ging. Laten we zeggen, een enerverend jaar.
In datzelfde jaar kwam Mark Bernstein met de term ‘hypertext garden’, de voorloper van onze digitale tuin. Als je jezelf een half uurtje tijd gunt om te verdwalen in iemand’s hoofd, laat dat dan het hoofd van Mark Bernstein zijn. Hij ontwikkelde eind jaren negentig een digitale plek waar hij hardop onderzocht hoe het web werkt, hoe er slim mee om te gaan is, en welke patronen of gebruiksregels werken als je wilt dat mensen een tekst lezen; hoe je ze daarin van A naar B brengt. Want dat het internet zich niet liet navigeren als de inhoud van een boek, dat stond inmiddels als een paal boven water.
Een hypertekst is een gekoppeld linkje in een tekst dat je op een andere digitale pagina brengt, dat te maken heeft met het woord waar het aan hangt. Nu is dat een vanzelfsprekendheid, maar toen een ware paradigma-verschuiving. Het fungeerde als een navigator om van de ene op de andere plek te komen, in een digitale wereld die zich allemaal aan de ‘achterkant’ van je beeldscherm bevond. Mark gebruikte de hypertekst-techniek op een website met geschreven teksten, en noemde het een ‘hypertext garden’. De hypertekst als technologisch middel bestond toen al een tijdje, maar de innovatie om het aan geschreven content te verbinden was redelijk nieuw en nog niet vaak gedaan.
De ‘hypertext garden’ als een gedachte-experiment
Mark’s gedachte-experimenten kun je allemaal vinden op zijn website, die nu een jaar of twintig bestaat. Op deze site is van alles te vinden dat gerelateerd is aan het gebruik van hyperteksten. Hij schreef daarnaast een essay met de titel ‘Beyond the Navigation Problem – The limits of structure’. Het essay vind je op de site van Eastgate, waar Mark founder van is. Alle content is tevens als een PDF. van 60 pagina’s bij de Universiteit van Washington te vinden. Je vindt daar het lineaire verhaal in een PDF serie – Als screenshots vanaf de site.
Wat Mark in het essay beschrijft is ons eerste bruggetje naar de ‘digital garden’. Dit doet hij door het gebruik van hyperteksten in de metaforische context te vergelijken met een tuin of park. Hij schrijft: “Today’s Web designers are taught to avoid irregularity, but in a hypertext, as in a garden, it is the artful combination of regularity and irregularity that awakens interest and maintains attention. Rigid design considers irregularity a mistake to be corrected. [..] Gardens shape our experience through careful combination of regularity and irregularity. Here we may find beds of flowers — alike in shape, yet each unique in color or fragrance. Elsewhere, we might break the rhythm of simple geometry with shade trees or hedges, a pond or a boulder. This crafted irregularity engages our senses by offering the promise of the unexpected without the threat of the wilderness. The key to planning a hypertext garden is to communicate the promise of unexpected delight while assuring the reader that she is not entering an unplanned wilderness.“
Het doet enigszins romantisch aan om vanuit zo’n historische context getuige te zijn van de digitale ruimte en mogelijkheden die de mens nog maar twee decennia geleden ontdekte. Iets dat vermoedelijk vooral 40+’ers begrijpen en zich levendig herinneren. Het digitale essay van Mark Bernstein is volledig ingericht aan de hand van hyperteksten: Via het gemarkeerde woord spring je steeds naar een andere pagina, waar je nieuwe informatie en context krijgt.
‘In simple hypertexts, clicking a link may be just like turning a page‘

In mijn digitale zoektocht naar ‘wie is Mark Bernstein?’ ervaarde ik precies wat hij beloofde met de metaforische tuin: Ik hopte van hier naar daar via hypertexts – die mijn nieuwsgierigheid flink uitdaagden. Voor ik het wist bevond ik me ergens in een uithoek van Mark’s digitale wereld waar ik helemaal niet wilde zijn. Om vervolgens de logica terug te vinden via hypertexts, en een denkbeeldig paadje te zoeken waarover ik verder kon lopen. Rigide structuur? Ho maar. Avontuur? You bet!
Dat laatste maakt direct duidelijk waarom Mark deze werkwijze een ’tuin’ noemt. Het vraagt wat mij betreft “een onnoemelijke bak aan zelfkennis en enige discipline om je koers te bepalen, waarbij een goed contact met je innerlijke kompas geen overbodige luxe is“. Mark noemt zijn digitale essay niet voor niets ‘Beyond the navigation problem – the limits of structure‘. Een zoektocht die wereldwijd op dat moment een grote rol speelde.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet: Navigeren in de Nineties
We nemen voor de duiding een kleine afslag naar het pad van de navigatie. Het essay van Mark Bernstein bevond zich temidden van een veel groter debat over de manier waarop je als gebruiker je weg moest vinden. Dit wordt onmiddellijk duidelijk als we kijken naar de ontwikkeling van zoekmachines in die periode. Er werden maar liefst 35 zoekmachines in 5 jaar tijd (1995-2000) ontwikkeld. Een ware ratrace naar het beste digitale kompas. Wat we met terugwerkende kracht kunnen zeggen is dat Google daar uiteraard als grote winnaar uit de bus kwam. Maar een geplaveid pad was dat zeker niet. Optimaal kunnen navigeren was de te kraken code in die periode. Het slim gebruikmaken van hyperteksten en de juiste zoekmachine leek daarin de gouden formule!



Wikipedia, de grootmeester der hyperteksten
Wikipedia is uiteraard de grootmeester van hypertekst-gebruik. De gebruiker krijgt meer inhoudelijke informatie dan de encyclopedie, en je hebt er geen kastruimte voor nodig (de wikipedia-pagina over het ontstaan van wikipedia is trouwens een aanrader): Het is een toepassing van hyperlinks die zijn weerga niet kent.
Wikipedia is op 15 januari 2001 gelanceerd door Larry Sanger en Jimmy Wales. Er liggen veel nuances in het oprichtingsverhaal, maar de bottom-line is dat Sanger hoofdredacteur was bij NuPedia – een poging tot een online encyclopedie. Hij leerde op een dag Ward Cunningham kennen, die in 1995 de wiki had uitgevonden. Wales had het geld. En de rest is geschiedenis.
Een wiki is ‘een verzameling hypertekstdocumenten inclusief de benodigde software’. Zo kun je er met meerdere auteurs in werken en is het een flexibel en non-lineair document. Het wordt zelfs nog leuker: De naam wiki is afgeleid van het Hawaiiaanse woord ‘wiki’ dat ‘snel en beweeglijk’ betekent. Ward herinnerde zich een baliemedewerker die hem vertelde over de snelle pendelbus op Honolulu, de ‘Wiki Wiki shuttle‘. Zodoende noemde hij de applicatie eerst wikiwikiweb en installeerde het op de site van zijn bedrijf (Cunnigham & Cunnigham: C2). Deze allereerste wiki bestaat nog steeds, al moeten ze sinds de exponentiële vlucht van wikipedia wel even uitleggen dat ze iets anders zijn.

De menselijke beleving van dit tijdsframe
Het fascinerende aan het ontstaan van hyperteksten, zoekmachines en o.a. wikipedia is veel meer dan enkel hun technologische kant. Die begrijpen we inmiddels steeds beter, omdat we al zoveel verder zijn en elke dag weer nieuwe dingen ontwikkelen. Maar onze menselijke beleving, de mindset en gedachte-experimenten die er door de hoofden van de bouwers en makers ging – díe is zeker relevant. Daar kunnen we anno 2022 veel van leren. Het is een pioniers-attitude die de vooruitgang van 21ste eeuw karakteriseert.
Het parallelle proces van het ondervinden en ontdekken van die technologische versnelling heeft een gigantisch impact gemaakt op de generaties die daar rond de eeuwwisseling bewust doorheen gingen. Een mooi voorbeeld is de film ‘The Social Network’ waarin we het ontstaan van Facebook aanschouwen, met alle pijnlijke intermenselijkheden die dat opleverde naast de mondiale verbinding die er op sociaal gebied ontstond.
Ik was 22 jaar in het jaar dat Mark Bernstein zijn essay schreef, en herinner me dat ik een afstudeerproduct (een educatief leermiddel) moest afronden, waar technologische middelen prima bij ingezet konden worden. Iemand drukte me het boek ‘Word 97 voor Dummies‘ in handen, om me te leren hoe ik geavanceerder met word kon werken. Ik heb het boek toen eerst als lineaal gebruikt om lijnen te trekken die ik anders met word zou printen. En ben daarna pas achter de computer gaan zitten met het opengeslagen boek.
Je werd als het ware in een growth mindset gedwongen. Waar je kon handelen of niet. Maar om vooruit te komen zat er maar één ding op: Het aangaan. Dat gold voor elke planeetbewoner met toegang tot een computer, mobiele telefoon of internet. Hóe je met een mobiele telefoon omging, hoe je een gmail-account of hotmail opzette, wat MSN chatten precies was, en de communicatiemogelijkheden als je onderweg was. Deze mentale transitie (‘van niets naar alles’) vroeg ontstellend veel van ons voorstellingsvermogen en adaptiviteit. Ik begrijp dat mensen nu ‘gek’ worden van het idee van de Metaverse, waar virtuele werelden aan de werkelijke wereld worden gekoppeld, en waar je als ‘avatar’ door een parallel leven gaat. Maar ik heb nog geen twintiger gezien die zich er druk om maakte. En ik vermoed dat dat komt omdat zij de immense paradigma verschuiving vanuit het digitale niets niet kennen. Zij groeien nu op – met de parallelle, digitale wereld in volle aanwezigheid. Wellicht is het een verklaring waarom metafysische beschouwingen over technologie vooral komen van de generatie die nog weet door welke transitie ze zelf gingen. Die de verandering doorleefde, en de mentale en fysieke invloed op je dagelijkse (leef- en werk-)schema gelaagd doorziet.
Digitaal tuinieren in de 21ste eeuw
Van hieruit is het een kleine stap je te beseffen dat er na die eerste digitale hobbels meerdere online middelen (lees: instrumenten) ontstonden die faciliteerden in het persoonlijke navigatie-vraagstuk. Wikipedia liet mensen decentraal samenwerken. Evernote gaf de gebruiker de mogelijkheid om artikelen op te slaan en er je eigen notities aan te koppelen. En in 2004 volgde TiddlyWiki met een nog iets ruimer arsenaal aan mogelijkheden, door je eigen wiki te bouwen. Het digitaal tuinieren – een doorontwikkeling van de hypertext garden van Mark Bernstein – was volop in ontwikkeling, al werd de term slechts mondjesmaat genoemd.
Het wereldwijde web in je broekzak
Rond 2007 begon er een nieuwe wind te waaien. Plotseling werd het mogelijk om internet ook te verbinden aan je telefoon, waardoor je met een mini-computer op zak liep. Een gamechanger in het digitale landschap. We werden nóg mobieler en flexibeler! Deze ontwikkeling doorliep een gefaseerd tempo – in 2007 werden 122 miljoen smartphones verkocht, het jaar er op 139 miljoen, daarna 172 miljoen en vanaf 2010 ontstond er opschaling toen er bijna 300 miljoen smartphones werden aangeschaft. Je moet je daarbij realiseren dat de gebruikers uit de eerste jaren al aan boord waren. Tegenwoordig worden er wereldwijd jaarlijks zo’n 1,5 miljard smartphones verkocht (zie foto bron. Gartner)

De reden dat ik de smartphone noem in relatie tot digitaal tuinieren is wederom omdat deze ontwikkeling technologisch veel uitdagende mogelijkheden bood, maar net zo goed de menselijke context een nieuwe kans bracht. We worden steeds mobieler, ook in ons leren. We leerden er een stapje bijzetten. En waar dat voor de ene generatie een kleine perspectiefverschuiving inhield, betekende dat voor de andere een onvoorstelbare kanteling. Zeven miljard mensen (íedereen) ondergingen deze ontwikkeling op hetzelfde moment – of je nou een smartphone bezat of niet, de wereld bewoog op zijn grondvesten. Dat het opvoedkundig en educatief ook nog lang niet allemaal op orde was, is evident. Hier zijn we ons de tien daaropvolgende jaren mee bezig gaan houden…
Nieuwetijdstools: Digitaal (tuin-) gereedschap
Langzaam leerde de mens dat ze een wezenlijk onderdeel is van deze digitaal technologische sneltrein. Een basisreflex is om dan grip te kunnen houden, en er tevens betrokken bij te zijn. Vanaf de publieke lancering van de smartphone ging daardoor ook het produceren, creëren, ontwikkelen van applicaties en digitale middelen gigantisch omhoog. De mens wilde meespelen!
Het gebruikersgemak steeg zienderogen: grafisch ontwerp werd een steeds groter onderdeel van het productieproces, en ook de verschillende sociale media faseerde in mogelijkheden (de 1ste hashtag op twitter stamt uit aug. 2007, in 2009 kreeg Facebook een like-knop, en Instagram ontstond in 2010, net als Pinterest). Naast sociale interactie kwamen er veel productiviteitstools die het werk moesten vergemakkelijken. Digitale middelen en appjes waarin mensen al hun werk konden registreren en administreren. Enerzijds door te voorstructureren, anderzijds door ze digitale ruimte en mogelijkheden te bieden om zelf hun proces te beschouwen of in te richten. Tik voor de aardigheid het woord ‘productiviteitstools‘ in op Google en je krijgt binnen 0.44 seconden 65.100 hits. Tel uit je keuzestress.
Maar er is één categorie digitale tools die meegroeit met de bewustzijnsontwikkeling van de mens. Die de menselijke en digitale wereld verbindt, en onderzoekt waar we weg kunnen blijven van robot-achtige en rigide stappen, maar waar je je eigen persoonlijkheid in kwijt kunt.
In deze laatste categorie vallen wat mij betreft de ‘nieuwetijdstools‘. Dit is geen gangbaar woord, maar dekt wat mij betreft uitstekend de lading. Zowel op sociaal-cultureel vlak, als op metafysisch en technologisch vlak. Nieuwetijdstools zijn je digitale tuin-gereedschap. Het zijn de digitale middelen die fantastisch kunnen bijdragen aan het creëren en onderhouden van een persoonlijk ontwikkelingsproces.
Waar een blog een punt maakt, zet een digitale tuin een groeiproces in werking
Neem alle hierboven genoemde elementen, tel er een mondiale pandemie bij op en je hebt een digitale broedplaats voor de meest creatieve uitspattingen die denkbaar zijn! Pas over langere tijd kunnen we hier van een afstandje naar kijken, maar wat we al wel zien is dat hybride werken, blended leren en het gebruik van digitale tools een enorme vlucht hebben genomen. In diezelfde wervelwind van mogelijkheden ontwikkelde ook de term ‘digitale tuin‘ zich spontaan verder.
Een digitale tuin is een groeiproces van gedachten, artikelen, links, ervaringen en – letterlijk – alles dat je er in kwijt wilt. Het is niet gerelateerd aan een lineaire datum, maar belichaamt een andere manier van delen, waarbij verhalen en processen niet ‘af’ hoeven te zijn.
De term werd in 2015 als eerste genoemd door Mike Caulfield in een lezing ‘The Garden and the Stream‘ over zijn eigen ontwikkeling aan de hand van een digitale tuin. Hij schrijft; ‘I’m talking about a different way to think your online activity, no matter what tool you use. And relevant to this conference, I’m talking about a different way of collaborating as well. [..] I’ve been working with Ward Cunningham, the guy who invented the original wiki back in 1995, on the educational use of this new personal wiki technology for a year and a half now, and I’ve been keeping this personal wiki, which is a collection of both my own stuff and stuff I’ve copied from other websites for over a year now.’
In hetzelfde artikel snijdt hij een belangrijk punt over ‘betekenis’ aan. Waar een blog een punt zet, ontstaan er in een digitale tuin enkel nieuwe verbindingen en ontwikkelingen. “Note how different this sort of meaning making is from what we generally see on today’s web. The excitement here is in building complexity, not reducing it. More importantly note how meaning changes here. We probably know what the tweet would have “meant”, and what a blog post would have “meant”, but meaning here is something different. Instead of building an argument about the issue this attempts to build a model of the issue that can generate new understandings.”
De terminologie waaiert rond binnen de tech-communities, maar er ontstaat in 2020 opnieuw tractie als Maggie Appleton een tweet schrijft met voorbeelden van verschillende digitale tuinen op het web. Dit mondt later uit in een fantastische uiteenzetting van de geschiedenis van digitaal tuinieren.
A new approach to the way we publish personal knowledge on the web. (They’re) not following the conventions of the “personal blog,” as we’ve come to know it. Rather than presenting a set of polished articles, displayed in reverse chronological order, these sites act more like free form, work-in-progress wikis.
A garden is a collection of evolving ideas that aren’t strictly organised by their publication date. They’re inherently exploratory – notes are linked through contextual associations. They aren’t refined or complete – notes are published as half-finished thoughts that will grow and evolve over time. They’re less rigid, less performative, and less perfect than the personal websites we’re used to seeing. – Maggie Appleton
Maggie Appleton
Maggie gaat een stap verder dan ik in dit specifieke artikel over de geschiedenis van digitaal tuinieren wil doen. Ze beschrijft een zestal patronen die ze terugziet in verscheidene variaties van tuinen die mensen aanleggen. In een artikelreeks over ‘Iedereen kan leren leren’ op GetRevue heb ik eveneens een aantal tuinen onder de loep gelegd. Het is een verrijking voor wie zich oriënteren wil in dit veld!
Enerzijds vind ik het te vroeg in de tijd om die patronen al vast te leggen, en het anderzijds leent dit artikel over de geschiedenis zich er niet voor. Zelf zie ik legio kansen in de hoek van een leven-lang-ontwikkelen bij de overheid. Maar er is nog zoveel meer te ontdekken. Graag zou ik willen uitnodigen tot een proces waarin we collectief leren wat er mogelijk is met deze nieuwe leer- en ontwikkelingsmiddelen!